2.6.3 KERNCOMPETENTIE 15



Rol:
Coach
Domein:
Organisatie van zorg
Domeinspecificatie:
Werkbegeleiding

Competentie 15:
Om stagiaires en collega-verpleegkundigen en -verzorgenden zich te laten ontwikkelen in hun professionele identiteit, kan de VGG nieuwe en oude collega’s en stagiaires inwerken en begeleiden

Toelichting
VGG werkt meestal in een team en werkt samen met tijdelijke medewerkers, lager opgeleide beroepsbeoefenaren, stagiaires van opleidingen van verschillende niveaus, en nieuwe collegaverpleegkundigen. De VGG is in staat om op een coachende manier (nieuwe) collega’s, beginnende beroepsbeoefenaren of lager opgeleide beroepsbeoefenaren in te werken en te steunen daar waar dat nodig is. Het gaat hierbij om het hanteren van processen die horen bij het ingroeien in de zorg en het omgaan met werkproblemen in de uitvoering van zorg. Verschillende begeleidingsactiviteiten worden gehanteerd: instructie geven over werkmethoden of technieken die voor haar onbekend zijn, het verwerven van inzicht in de cultuur en structuur van de afdeling of de organisatorische eenheid en het verhelderen van de verwachtingen van haar rol als collega en verpleegkundige. Zij hanteert daarbij een leersituatie, weet een praktijkvraag te vertalen in een leervraag en een leerproces te formuleren waarmee de ander zijn eigen oplossingen gaat vinden en toepassen. Het geven van feedback, stimuleren en motiveren en voorbeeldgedrag maken deel uit van het coachende repertoire van de VGG. Het gaat daarbij niet alleen om het toegankelijk maken van eigen expertise, maar ook om het coachen bij het methodisch oplossen van beroeps- en/of praktijkvraagstukken.

Bij
Het geven van werkbegeleiding door de VGG

gaat het om
  • Het leren reflecteren op persoonlijke en professionele stijl van het begeleiden van werkprocessen;
  • Het leren reflecteren op persoonlijke en professionele processen bij een nieuwe of toekomstige collega;
  • Het vaststellen van een begeleidingsbehoefte en het formuleren van een leertraject ten behoeve van een nieuwe of toekomstige collega;
  • Het inzicht geven in rolopvattingen en rolverwachtingen van een nieuwe of toekomstige collega;
  • Het inzicht geven in en beargumenteren van procedures, richtlijnen, protocollaire wijzen van werken en omgangsvormen op afdeling, setting of organisatorische eenheid;
  • Het toepassen van begeleidingstechnieken: feedback ontvangen en geven op gedrag en gevoelens, confronteren en steunen, stimuleren en motiveren;
  • Het toepassen van gespreksvaardigheden, zoals actief luisteren, samenvatten, oplossingsgericht exploreren, formuleren van oplossingen, afsluiten van een gesprekscontact;
  • Het tonen van voorbeeldgedrag.

zodat
de nieuwe of toekomstige collega vanuit een eigen leerproces haar beroep of functie leert kennen en beroepsgerichte of doelgroepgerichte competenties verwerft, waarmee het ingroeien en werken in teamverband en het werkveld wordt ondersteund.

[verder naar: 2.7 Rol Beroepsbeoefenaar]