1.4 TOELICHTING OP DE BEROEPSCOMPETENTIES

[terug naar: Inhoudsopgave]

Voor het beschrijven van competenties van de VGG in het verpleeghuis en verzorgingshuis is gebruik gemaakt van de 12 kerncompetenties uit Met het Oog op de Toekomst (Pool, e.a. 2001). Een nieuwe verpleegkundige in het verpleeghuis (Schumacher & Pool,2004), Beroepscompetenties van de HBO– verpleegkundige in de ouderenzorg (Klingeman & Machielse, 2004) vormden de belangrijkste input voor het competentieprofiel uit 2005. Het herziene competentieprofiel 2007 dat nu voorligt is aangevuld met competenties uit Competentiebeschrijvingen voor wijkverpleegkundigen. Module bij het handboek In de spiegel kijken. Werken aan competenties in de thuiszorg (Mast & Pool, 2003, NIZW) en Beroepscompetenties van de HBO-GGZ-verpleegkundige (Sciencia GGZ Kennistransfer, 2005) en competenties die gedestilleerd zijn uit het rapport Casemenagement bij Dementie. Aanpak en effecten van casemanagement bij dementie. Een exploratieve studie in het kader van het Landelijk Dementieprogramma (Ligthart, 2006, Radboud Universiteit Nijmegen). Het concept-profiel is voorgelegd en becommentarieerd door deskundigen uit onderwijs en werkveld.
De competenties zijn de onderliggende kenmerken die het succes bepalen dat de VGG heeft in het vervullen van de verschillende rollen ten behoeve van de beschreven domeinen in het verpleeghuis, verzorgingshuis, thuiszorg en andere relevante settings. Onder een competentie verstaan wij het vermogen om een taak onder verschillende omstandigheden in de reële werkelijkheid uit te voeren en tot de gewenste uitkomsten te komen. Of dit vermogen tot uitdrukking komt en gebruikt wordt, hangt niet alleen af van de betrokkene zelf, maar ook of de omgeving een appèl doet op dit vermogen. Als in een organisatie een verpleegkundige met HBO competenties werkt, maar de taken die haar worden toegewezen MBO competenties vereisen, zullen haar competenties niet zichtbaar worden.Tegelijk mag van een HBO opgeleide verpleegkundige worden verwacht dat zij ook zelf haar werk op het niveau brengt waarvoor zij is toegerust.

Het vermogen van de VGG bestaat uit een samenspel van vijf elementen:

  1. de motieven: wat wil de VGG, wat drijft haar tot bepaald gedrag of tot het bereiken van bepaalde doelen, uitdagingen;
  2. de persoonlijke kenmerken van de VGG: zowel fysieke kenmerken als specifieke wijze van reageren op situaties;
  3. het zelfbegrip van de VGG: haar houding, waarden en zelfbeeld;
  4. de kennis: informatie die de VGG bezit op het (vak)gebied van de gerontologische, geriatrische, psychiatrische en eerstelijns verpleegkunde;
  5. de vaardigheden en het vermogen van de VGG om een specifieke fysieke of geestelijk taak te verrichten.

De VGG vervult vijf rollen: zorgverlener, regisseur, coach, ontwerper en beroepsbeoefenaar, zoals alle HBO verpleegkundigen. De rollen, functies en taken in dit document kunnen opgevat worden als redelijk nieuw. Maar de positie van de VGG is daarmee niet beschreven.Wij achten dit een verantwoordelijkheid van het bestuur en management van de instellingen. De VGG heeft een toegevoegde waarde aan de teams V&V en is niet te verwarren met bijvoorbeeld het competentieprofiel van de EVVer.

[verder naar: 1.5 Domeinen en rollen]