2.6.2 KERNCOMPETENTIE 14



Rol:
Coach
Domein:
Organisatie van zorg
Domeinspecificatie:
Coachen

Competentie 14:
Om stagiaires, en collega verpleegkundigen en verzorgenden te steunen in hun professionele identiteit, staat de VGG de collega met raad en daad terzijde

Toelichting
Door stelselmatig en op een gestructureerde wijze na te denken over dedagelijkse gang van zaken in het verpleeghuis, verzorgingshuis en de thuiszorg, en hiervan te leren wordt de kwaliteit van het professioneel handelen vergroot.
Door te reflecteren op de eigen praktijkervaringen, de eigen rol, de eigen positie, het persoonlijk handelen en de eigen competenties wordt de stagiaire, (wijk)verpleegkundige en de verzorgende zich bewust van haar eigen kracht, en haar zwakte. En kan hieruit lering trekken.
Een gevolg van reflecteren is dat de reflectant meer zicht krijgt op de reden van haar handelen en daardoor haar deskundigheid verder kan ontwikkelen, wat wenselijk is in het kader van een belevingsgerichte en/of vraaggestuurde zorg. Een ander gevolg is dat de reflectant meer inzicht kan verwerven in haar eigen emoties en de effecten hiervan op haar handelen.
Meestal zal het onderwerp van reflectie op liggen op het terrein van de bejegening of de interactie met de cliënt en/ of zijn familie, met de nadruk op het eigen gedrag.
Een andere vorm van coaching is de werkbegeleiding in de vorm van een cliëntenbespreking, waarbij de doelen,resultaten en de activiteiten worden besproken.
De VGG kan in de rol van coach deze individuele of groepsgesprekken leiden.

Een 84-jarige mevrouw verblijft sinds 1,5 jaar op de afdeling AVZ van een zorgcentrum. Mevrouw is licht dementerend en heeft lichamelijke verzorging nodig. Haar dochter is zaakwaarnemer. Er hebben zich drie incidenten voorgedaan:
1. Mevrouw heeft haar been gebroken. De fysiotherapeut concludeerde dat mevrouw nooit meer kan lopen, waarna de dochter een externe fysiotherapeut ingeschakeld heeft. Nu loopt moeder met hulp een beetje.
2. Mevrouw ging cognitief achteruit. De verpleeghuisarts heeft een nieuwe indicatie aangevraagd met als doel overplaatsing naar een verpleegafdeling, waarna de dochter een second opinion heeft laten doen en een advocaat heeft ingeschakeld.
3. Mevrouw heeft een keer verkeerde medicijnen toegediend gekregen.

Perspectief van de dochter.
Vanwege het eerste incident met de verkeerde diagnose heeft de dochter weinig ertrouwen in de zorg die haar moeder krijgt. Haar ongerustheid en klachten heeft ze schriftelijk naar de directie van het zorgcentrum gestuurd en een afschrift hiervan naar de inspectie. In een gesprek met de directeur heeft ze erop aangedrongen dat de verpleeghuisarts en de fysio-therapeut haar moeder niet meer behandelen. Iedere dag bezoekt ze haar moeder, helpt haar bij haar ADL, of gaat een stukje met haar wandelen. Toen ze ontdekte dat haar moeder verkeerde medicijnen had gekregen, werd ze boos en stapte direct naar de eerstverantwoordelijke verzorgende. Het zat haar erg hoog, in haar boosheid gaf ze scherpe kritiek.

Perspectief van de verzorgenden
De verzorgenden worden in de dagelijkse zorgverlening geconfronteerd met moeder en dochter. Ze hebben sympathie voor moeder. Moeder is de laatste tijd rustig, vriendelijk, wakker en meer mobiel. Ze vinden hun relatie met moeder goed. Als de dochter op bezoek is, voelen de verzorgenden zich kwetsbaar en zijn op hun hoede: ze weten niet waar ze goed aan doen. Soms vinden ze de dochter vriendelijk en soms heel onaardig. Daar komt bij dat ze het incident rond de verkeerde medicijnen eigenlijk onverkwikkelijk vinden: teveel drukte voor zo’n gebeurtenis, terwijl het maar één keer is gebeurd en moeder er nauwelijks schade door ondervonden heeft. Ze zouden willen dat de dochter minder vaak op de afdeling is. Zij vinden dat voor moeder, dochter en zichzelf beter. Ze hebben bij het management aangegeven dat ze iemand zoeken die hen begeleidt in het omgaan met dit soort moeilijke situaties. Zij vinden dat ze kennis en vaardigheden missen en zouden graag een training-on-thejob willen. Het management vraagt een VGG de rol van coach op zich te nemen.


Bij
Het coachen van stagiaires, verpleegkundigen en verzorgenden

gaat het om
  • Het analyseren van de werksituatie als leersituatie;
  • Het optreden als stagebegeleider,Het toepassen van kennis en inzicht van leerprocessen;
  • Het benutten van talenten en vaardigheden van verzorgenden;
  • Het gebruiken van interpersoonlijke vaardigheden in de communicatie;
  • Het effectief reflecteren;
  • Het organiseren van intervisiebijeenkomsten over vraagstukken, die zich rond zingeving in het huis voordoen;
  • Het tonen van voorbeeldgedrag;
  • Het geven van een training-on-the-job;
  • Het opzetten van intervisie om mogelijkheden van verzorgenden te vergroten.
zodat
stagiaires, verpleegkundigen en verzorgenden beter in staat zijn zelf hun kwaliteit van handelen te vergroten.

[verder naar: 2.6.3 Kerncompetentie 15]