2.3.4 KERNCOMPETENTIE 5



Rol:
Zorgverlener
Domein:
Zorg
Domeinspecificatie:
Individuele en collectieve preventie

Competentie 5:
Om risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek, behandeling of verblijf te verminderen en/of te stabiliseren, past de VGG primaire, secundaire en tertiaire preventie toe

Toelichting
Bij preventie gaat het om het signaleren en voorkomen, of het in een zo vroeg mogelijk stadium aanpakken van gezondheids- en/of daaraan gerelateerde bestaansproblemen en de gevolgen hiervan. De belangrijkste preventieve maatregelen zijn zorgen voor veiligheid en het treffen van beschermende maatregelen. Waarbij het gaat om maatregelen die expliciete aandacht verdienen, en vervolgens worden uitgevoerd binnen de gewone dagelijks zorgactiviteiten.
De VGG beoogt met haar preventieve activiteiten de omgeving voor de cliënt zo veilig mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een fysieke omgeving creëren, die vallen zo veel mogelijk voorkomt.
En door beschermende maatregelen te treffen. Onderzoek laat zien dat er geen verschil in aantal valincidenten is tussen situaties waarin cliënten worden vastgebonden en situaties waarin cliënten niet worden vastgebonden. Vanuit dit gegeven zoekt de VGG naar andere beschermende maatregelen dan fixaties, om de cliënt tegen letsel te beschermen.
Een ander belangrijk preventie gebied is het voorkomen of verminderen van probleemgedrag van clienten. De VGG treft hiervoor de nodige maatregelen, en zorgt voor informatie aan cliënt, familie en verzorgenden over de laatste wetenschappelijke inzichten. Weer een ander aandachtsgebied is het treffen van maatregelen ter voorkoming van een slechte voeding – en vochttoestand. Een verstoorde vocht– en voedingsbalans is een van de meest voorkomende
gezondheidsproblemen bij de cliëntenpopulatie. De VGG treft de nodige maatreglen zodat kunstmatige voeding en vochttoediening tot het uiterste uitgesteld kunnen worden.
Van de VGG wordt gevraagd dat zij kan inschatten of het gaat om individuele risico’s of risico’s voor de hele afdeling of groep. Ook kan zij inschatten of het risico samenhangt met het individu of met de omgeving, bijvoorbeeld de gewoontes in een verpleeghuis of verzorgingshuis of thuis.
Zij houdt tevens bij of een complicatie of risico vaak voorkomt in bepaalde situaties of bij bepaalde aandoeningen, of juist een meer incidenteel karakter heeft.

Bij
het verlenen van primaire, secundaire of tertiaire preventie door de VGG

gaat het om

  • Het tijdig herkennen van mogelijke ontregelingen van het psychisch evenwicht;
  • symptomen van overbelasting en probleemgedrag en haar gezondheidsrisico’s;
  • Het signaleren en interpreteren van specifieke kenmerken van groepen
  • zorgvragers, symptomen van en reacties op ziekte of stoornis;
  • Het maken van keuzes uit verschillende beïnvloedingsmethoden die de zorgvrager en zijn sociale netwerk stimuleren en motiveren tot gewenst gedrag;
  • Het nemen van preventieve maatregelen ter voorkoming van situaties die een goed leefklimaat bedreigen of een negatieve invloed hebben, gericht op bescherming van zorgvragers, groepen zorgvragers, collega’s, derden en materialen;
  • Het toepassen van de methodieken van vroegsignalering en terugvalpreventie in de vorm van signaleringsplannen of crisisplannen bij zorgvragers waarbij sprake is van ernstige gedragsontregeling;
  • Het voor het sociaal netwerk, andere disciplines en direct betrokkenen inzichtelijk maken en vertalen van uitingsvormen van onbeantwoorde vragen, wensen en behoeften van zorgvragers;
  • Het geven van doelgroep specifieke psycho-educatie, zowel individueel op het sociaal netwerk als groepsgericht;
  • Het verwijzen naar, inschakelen en consulteren van hulpverlenende en dienstverlenende disciplines (kennis van sociale kaart);
  • Het onderscheiden van een collegiale consultatievraag van een zorgvraag en het op methodische wijze hanteren van de collegiale consultatievraag
  • Het geven van collegiale consultatie, passend bij de ervaringskennis, aan beroepsbeoefenaren
  • Het evalueren van de genomen preventieve maatregelen en interventies (uit GGZ);
  • Het respecteren van de lichamelijke integriteit van de client;
  • Het zorgen voor een veilige omgeving;
  • Het tijdig herkennen van factoren die de lichamelijke integriteit van de cliënt verstoren;
  • Het tijdig herkennen van gezondheidsbedreigende factoren in de omgeving;
  • Het opsporen en maatregelen treffen bij onveilige situaties op de afdeling;
  • Het tijdig herkennen en maatregelen treffen bij valincidenten;
  • Het tijdig herkennen en passende maatregelen treffen bij voeding– en vochtproblemen;
  • Het tijdig herkennen van complicaties bij ziektes en behandelingen;
  • Het geven van voorlichting en educatie aan individuen en groepen.
  • Het treffen van - wetenschappelijk verantwoord - beschermende maatregelen.

Zodat
de cliënt en zijn sociale netwerk minder risico’s loopt op complicaties en verdere verstoring van zijn gezondheid, en de omgeving veilig voor hem is.

[verder naar: 2.3.5 Kerncompetentie 6]